Roodkapje

Aan een smalle weg net buiten Haarle, staat een opvallend witte boerderij met rode pannendak.

Daar wonen de familie Kemper. Gewone boerenlui, die hard werken voor hun geld.
Vandaag op zaterdag, is moeder de soep aan het koken voor de zondag. Dan hoeft ze morgen niet zo lang in de keuken te staan. Maar vandaag heeft ze een extra grote pan gemaakt. Als de soep klaar is, schept ze het in een kleine pan met goed afsluitbaar deksel. Deze pakt ze ook nog eens verder in met krantenpapier en zet deze dan rechtop in een rieten mand.
“Trudie, kom is hier meid. Ik heb een klusje voor jou.”
Dochterlief van twaalf lentes jong komt de keuken binnen lopen en vraagt wat er aan de hand is.
“Ik heb hier een pannetje soep voor oma ingepakt. Die mag jij wel even brengen bij haar in het dorp. Dan kan ik zelf hier thuis de boel nog een beetje opruimen”.
“Dat wil ik wel doen moeder” en ze pakt haar rode jas met in dezelfde kleur een muts. Er staat best wel een stevige wind buiten. Haar blonde haren zijn nu bijna verdwenen en ze gaat op pad.

 
Aan de rand van Haarle wordt een nieuwe woning gebouwd. Het uitgraven is al bijna klaar, dus de hoge bulten zand zijn een speelparadijs voor de jeugd. Vandaag zijn de twee jongens van de schoolmeester Aben daar. Deze zijn brutaal en zijn vaak haantje de voorste bij gebeurtenissen. Hoewel ze niet zo geliefd zijn, vinden ze altijd wel meelopers, die hun klusjes tot uitvoer brengen. 
“Kijk eens wie daar aan komt”. Roept Klaas. Terwijl zijn vinger de richting aanwijst, waar zijn broer Hennie naar moet kijken. 
“Die kunnen we nog wel even gaan plagen. Kom mee”.

Trudie heeft de jongens al lang gezien daar boven op de bult. Ze loopt zo stevig mogelijk door en doet alsof ze niks heeft gezien. Dan springen de jongens ineens vanachter een boom tevoorschijn.
“Zeg roodkapje waar ga jij heen”, roept Klaas vrolijk.
“Wat voor lekkers heb jij daar bij je”, doet Hennie er nog een schepje bovenop. Ze proberen haar dol te draaien, als dat maar goed gaat.
“Niet doen jongens, ik heb hete soep voor mijn oma”.
De jongens zien geen gevaar en draaien haar steeds sneller rond.
“Help”. Dat is de laatste kreet van Trudie als ze bijna valt. Dan komt er hulp uit onverwachte hoek.

Tarzan, de herdershond op de boerderij, is haar achterna gegaan. Hij springt tegen Klaas op en die valt achterover. Hennie wordt bij de arm gepakt. Als deze zich los rukt, klinkt er een scheurend geluid. Een grote winkelhaak is het gevolg. Huilend van deze plotselinge gebeurtenissen, rennen de jongens naar huis. Trudi kijkt even in de mand en gelukkig is alles goed gegaan.
Tarzan loopt nu verder mee met haar naar het dorp toe.
 
In het dorp aangekomen, wil Trudie het smalle paadje tussen Diepman en Lierinck door lopen. Dit scheelt haar wat omlopen. Toch moet ze even wachten op de postkoets, die bij de herberg van Diepman stopt.  Dan steekt ze over. Er stappen twee heren uit, die blijkbaar al verwacht worden door de heer Diepman.
“Guten tag herren Grimm”, hoort Trudie hem tegen de twee buitenlandse gasten zeggen. Na de begroeting kijken ze even om zich heen en zien Trudie staan kijken. Ook zij wordt vriendelijk begroet.
“Tag mädchen”,  zet er een.
“Tag Rotkäppchen” , volgt de ander er achteraan. Trudie knikt verlegen en loopt snel het paadje in. De gasten verdwijnen in de herberg.
 
“Oma, ik kom je wat soep brengen”. De roept Trudie even later, als ze bij haar oma het huis binnen gaat. Tarzan moet buiten wachten.
“Is die nog warm of kan je een beetje warm maken”? Dat is de vraag van oma, die na een griepje nog in bed ligt. 
“Pak het kleinste steelpannetje maar”. Even later krijgt oma heerlijke warme groentesoep uit een soepkom. 
“Wordt maar snel weer beter oma”.
“Dat komt wel goed meisje”, kan oma nog net tussen twee happen door zeggen. Het smaakt haar prima. Na een uurtje gaat Trudie weer richting huis. Ze heeft gezellig met oma kunnen kletsen en een paar kleine klusjes kunnen doen. De soeppan zit weer tussen de kranten in de mand. Op de terugweg hebben ze gelukkig geen tegenslag. Moeder Kemper is blij dat ze terug is en alles goed is gegaan. 
“Dat mag je nog wel eens doen” en verwent haar dochter met een extra koekje bij de thee.

©2012 Martin Wichink.

Reactie plaatsen

Reacties

Martin Wichink
12 jaar geleden

Je hebt gelijk. Deze zin liep niet helemaal lekker. Is inmiddels aangepast. Mijn dank hier voor.

Anne-Marie
12 jaar geleden

kleine verandering zou ik aanbrengen in deze zin
verder wederom een prachtig verhaal

“Oma, ik kom je wat soep brengen” roept Trudie als ze bij oma het huis is binnen gegaan. Tarzan moet buiten wachten.

Rating: 0 sterren
0 stemmen

Klik hier om naar boven te gaan.