Prins zonder kleren

Heel lang geleden werd er boven op de Sprengenberg een villa gebouwd met een uitkijktoren. Deze was eerst bedoeld als jachthuis.

Daar verbleef dan de familie Wulfften Palthe tijdens hun jachtseizoen. Daar nodigden ze hun rijke gasten uit, die zo hun wild te verschaften voor eigen gebruik. De drijvers kwamen uit het dorp zelf, veelal benaderd door de boswachter zelf. 
Later na het overlijden van de heer Wulfften Palthe, woonde zijn dochter er nog een tijd. Nu valt het onder een stichting en wordt het aan nazaten verhuurd.
Hier begint dan eigenlijk ook het verhaal.
 
Een van die nazaten was Johan Schimmelpenning. Een vrolijke jongeman, die graag wandelingen maakt in de natuur en daar is hij in de Haarlese bossen op de goede plek. Bijna altijd droeg hij een driedelig pak, maar het meest opvallende waren toch wel zijn kleurrijke blouses met daarop een fleurige stropdas. Vriendelijk was Johan wel tegen iedereen die hij daarbij tegen kwam. Je kon steevast rekenen op een goeden morgen, middag of avond. De klemtoon op goeden viel daarbij erg op, wat er ook achteraan kwam. Ook zijn zwiepende wandelstok met bovenaan een ronde knop, vergezelde hem op elke wandeling. Gezien de kleding die hij droeg, kreeg hij al gauw de bijnaam ‘de prins’ in de volksmond.
Op een van zijn wandelingen kwam hij op de Oude Deventerweg terecht en kwam langs het huisje van Toon Besten, beter bekend als ‘Toon van de wever’. De bijnaam is ontstaan door de vader van Toon, die ook werkzaam was geweest in de textiel. Toon was hem daar opgevolgd en had buiten zijn werk als wever, ook enkele dieren bij huis en een stukje te bewerken land. Daar verbouwde hij vlas. Na het drogen en het rottingsproces er van, ontstaan er na het repelen enkele eindproducten. Van de korte vezels spinde hij touw daar van. De lange vezels gebruikte hij als garen voor het maken van linnen voor zijn blouses. 
 
Die zondag zat Toon in zijn schommelstoel in het zonnetje voor zijn huis te dutten. Zijn krant die hij aan het lezen was, hing half over zijn gezicht heen. Bij het uitademen kwam deze een stukje omhoog, terwijl het snurken goed te horen was.
 
“Goeden… middag mijnheer”.
Toon schrok wakker van de onbekende slepende stem en trok de krant opzij. Nu scheen het zonlicht direct in zijn ogen, dus knipperde hij even met zijn ogen. Dan zag hij een heer van stand in driedelig pak voor hem staan. 
“Ook goeiendag”. Toon bleef uiteraard beleefd.
“Ik zie dat u een stralend witte blouse aan heeft, maar mag ik vragen van wat voor aparte stof deze is gemaakt?”
“Dat is linnen en dat heb ik zelf gewoven.” Toon is niet zo’n kerel van lange zinnen, vooral als het kort kan.
“Zou u er ook een voor mij kunnen maken? Over de kosten ervan worden we wel eens.” Toon kijkt hem even aan, maar knikt dan bedachtzaam. Handelen is hem in ieder geval niet vreemd.
“Al is het nu de tijd niet voor, ik heb nog wel wat hangen. Wacht maar even.” Toon verdwijnt snel naar binnen toe en komt even later met twee linnen blouses op een hangertje terug. Bang dat de vreemde kerel er al weer van door is. 

Omdat Johan geen keus kan maken, neemt hij ze allebei en legt vijftig gulden op tafel.
“Maakt u alleen blouses van alleen linnen of gebruikt u ook andere stoffen?” 
“Waar denkt u aan?” Toon ruikt nu meer geld.
“Aan zijde, net zoals je bij spinnen ziet in de ochtendgloren, als de dauw nog boven de velden hangt. Die glimmen nog meer.”

Toon doet net of hij hier diep over na moet denken en zegt dat hij dit wel wil proberen. Dan moet Johan over een paar weken maar eens terug komen. Het is nogal arbeidsintensief en het kost zeker het dubbele van wat er nu op tafel ligt.
Johan kijkt nog een keer naar de vijftig gulden en gaat met een diepe zucht accoord. Hij pakt zijn twee blouses en loopt weer richting de Palthetoren.
Toon laat zich weer in de schommelstoel zakken en peinst over een aanpak over de zijde die hij moet spinnen. Die vent is echt gek, als het van echte spinnen af moet komen.
Na een week of zes op een zonnige warme dag, meldt Johan  zich nu in een zomers outfit, weer bij Toon. Hij is benieuwd of Toon wat voor hem kon betekenen. Toon neemt hem mee naar zijn schuurtje. Op de klos van het spinnewiel zit heel fijn glimmend garen. 
“Dit garen heb ik gebruikt voor uw nieuwe blouse. Na het spinnen is het zo dun en licht, dat je het haast niet meer ziet. Maar het heeft een lichte prettige draagvorm. Zie hier, het eerste exemplaar voor u.”
Johan haast zich om zijn blouse uit te trekken, want deze sensatie wil hij toch graag mee maken. Met uiterste precisie helpt Toon Johan voorzichtig de nieuwe blouse aan trekken over zijn bovenlichaam. 
“En… hoe zit ie, vraagt Toon even later?”
“Alsof het voor mijn lijf is gemaakt”. Johan kijkt en draait voor een de spiegel, die voor dit doel op de stoel is gezet en wrijft met zijn handen over de blouse. “Het is wel een hele dunne stof. Ik voel het bijna niet.”
“Daarom draagt het ook zo prettig.”
Johan is zo in de wolken met zijn nieuwe blouse, dat hij direct betaald en zijn oude vergeet mee te nemen. Een colbert had hij niet aan met dit mooie weer en wil snel terug zijn vakantieverblijf. In de grote spiegel die op zijn slaapkamer staat, kan hij zijn nieuwe blouse nog beter bewonderen. Met grote stappen verdwijnt hij aan de horizon.
Wat hij niet ziet, is de grijns die nu op Toon zijn gezicht verschijnt. Het klosje garen wat hij nu van de spinnewiel af haalt, is helemaal niet verbonden met de spoel. 
Toon hangt de blouse van Johan buiten over de rugleuning van de stoel, mocht hij nog terug komen. Zelf verdwijnt hij liever even met zijn geld naar het dorp toe, waar hij bij café Lierinck een paar borrels gaat kopen.
Johan loopt niets vermoedend terug over de oude Deventerweg. Hij passeert daar ook de diepe koele, zoals de wat bredere afwateringsgat in het bos genoemd wordt. Daar is een gezin aanwezig uit het dorp, dat zich vermaakt met spelletjes. Opeens klinkt er een stem van een van de kinderen.
“Kijk papa, ‘de prins’ heeft geen kleren aan”.
Al snel joelen de andere vijf kinderen met de aanstichter mee. Johan bemerkt nu dat hij is beet genomen en snelt zich beschaamd voort richting de Palthetoren. 
Dit was de laatste keer dat wij iets van Johan Schimmelpenning hebben vernomen. Toon heeft de buiten hangende blouse van Johan na een lange tijd, aan een langskomende zwerver mee gegeven.

©2012 Martin Wichink.

Reactie plaatsen

Reacties

Martin Wichink
12 jaar geleden

De kritiekpuntjes zijn aangepast. Je bent er maar druk mee en niet alleen met het lezen. :-)))
Bedankt van mijn kant.

Anne-Marie Hoogendijk
12 jaar geleden

EEN PAAR KLEINE KRITIEKPUNTJES, VERDER PRACHTIG VERHAAL

Daar VERBLEEF dan de familie Wulfften Palthe tijdens hun jachtseizoen. Daar nodigden ze hun rijke gasten uit, die zo HUN wild verschaften voor eigen gebruik.
Gezien DE kleding die HIJ droeg kreeg hij al gauw de bijnaam ‘de prins’ in de volksmond.
Op een van zijn wandelingen kwam hij op de Oude Deventerweg terecht en kwam langs het huisje van Toon Besten, beter bekenD als ‘Toon van de wever’.
Van de korte vezels spinde hij touw.

“Maakt u blouses van alleen linnen of gebruikt u ook andere stoffen?”

HIJ wil snel terug NAAR HUIS WANT In de spiegel op zijn slaapkamer kan hij zijn nieuwe blouse nog beter bewonderen.



Rating: 0 sterren
0 stemmen

Klik hier om naar boven te gaan.

Maak jouw eigen website met JouwWeb