Er wordt een kinderke geboren
“Goede middag Jan en eh… notaris Smit?”
Jozef Spijkerman spreekt de laatste naam met verbazing uit. Je verwacht namelijk niet direct een notaris in een timmermanszaak op een doordeweekse dag. Maar goed, de klant is koning. Wie weet wil hij wel wat vertimmerd hebben in zijn kantoor en is misschien daarom hier.
“Kom er even bij zitten Jozef. Meneer Smit is hier namelijk ook voor jou.“
De verbazing op Jozefs gezicht kan niet groter zijn, want zelfs zijn mond zakt er van open. Wat zou de notaris nu met hem moeten bespreken? De zaken lopen normaal via Jan, tenzij hij elders aan het klussen is. Maar dan wordt er nog altijd eerst overlegd, voordat definitief het besluit gevallen is.
Eerst schenkt Jozef zichzelf een kop koffie in en komt bij de koffiedrinkende mannen aan tafel zitten. Jan neemt nu het woord en zijn boodschap komt meteen hard binnen.
“Ik ga stoppen met de zaak Jozef.” Hier wacht Jan even, als hij ziet wat voor impact zijn woorden bij Jozef hebben. Dan vervolgt hij zijn rede. “Maar niet eerder dan ik een goede opvolger heb gevonden voor deze goed draaiende zaak. Volgens de dokter heb ik nog enkele jaren te leven. Daar wil ik dan wel optimaal van genieten. Daarom heb ik gemeend dat jij hier de boel maar eens draaiende moet gaan houden. Advies kan je me altijd nog vragen, maar het meeste weet je zelf al wel als beste in te vullen. Wat denk je hier van?”
Het is allemaal nogal stormachtig verlopen, de laatste jaren. De lagere school heeft Jozef af gemaakt. In verder leren had hij geen zin meer. Dat wil zeggen, in het theoretische gedeelte hier van. Jozef werkt liever met zijn handen. Wat zijn ogen zien, maken zijn handen en dat is niet onopgemerkt gebleven. Bij diverse bedrijfjes heeft Jozef als leerling knecht zijn intrede gedaan en zo zijn kennis vergroot. Toch durft niemand hem volledig in dienst te nemen, omdat hij geen papieren van school bezit. Alleen Jan Besten durfde het vijf jaar geleden wel met hem aan.
Achter op het erf naast de timmerschuur, heeft hij zijn eigen schuurtje mogen bouwen. Compleet ingericht om er te kunnen wonen. Zo heeft Jan twee vliegen in een klap geslagen. Er is altijd iemand ‘op’ de zaak aanwezig en de mensen weten Jozef zo gemakkelijk te vinden. Want er gaat altijd wel iets kapot, buiten de kantooruren om. Zo verdient hij er ook nog een extra centje bij.
“Ik de zaak overnemen? Waar haal ik het geld vandaan? Bovendien heb ik ook nog andere zorgen.“
Jozef spuit zijn vragen en als deze laatste woorden er uit zijn, krijgt hij er een blozend gezicht bij en buigt dan zijn hoofd licht van schaamte. Deze heft hij weer op, als Jan hardop begint te lachen.
“Wat is hier zo leuk aan?” Het klinkt vinniger dan de bedoeling is.
“Rustig Jozef… over die andere zorgen gaan we het zo nog wel hebben. Eerst de vraag beantwoorden of je de boel zou willen overnemen, buiten de geldzorgen om?” Jan is graag duidelijk en recht voor zijn raap als het er op aan komt.
“Buiten de geldzaken om? Dan zou ik het best willen, want heb mijn draai hier prima gevonden. De mensen die hier komen zijn tevreden, u bent denk ik ook best tevreden. Dus waarom zou ik dit niet blijven doen. Maar de centjes blijven voorlopig wel een rol spelen, al kan ik er nog steeds goed van rondkomen.”
“Met jouw zorgen bedoel je waarschijnlijk, dat de geruchten in het dorp waar zijn? Heb jij Maria Zennipman zwanger gemaakt? Opnieuw kreeg Jozef een rode kleur bij deze woorden en weer zakte zijn kin richting zijn borst van schaamte. Jan lachte opnieuw hardop bij dit beeld en sprak hierbij de volgende woorden.
“ Jong toch. Je bent niet de eerste en zeker niet de laatste die dit overkomt. Ik spreek zelfs uit eigen ervaring, al zijn de tijden gelukkig beter geworden. Luister… vroeger werd het ongeboren kind ter wereld gebracht en groeide op als een zusje of broertje. Het werd dus een kind voor de ouders uit schaamte of het werd ter adoptie afgestaan. Dit regelde de kerk toen allemaal in het belang van de ouders en het kind. Tegenwoordig is het gelukkig allemaal niet meer zo streng in 1970, maar blijft het toch een ongeoorloofde daad. Daarom heb jij morgen ook een afspraak staan bij pastoor Godschalk. Die is namelijk hier al geweest op zoek naar jou. Kijk nou maar niet zo bedrukt. Je zorgen voor het onbekende komen vanzelf wel goed, daar ben ik niet bang voor. Zeker nu je niet voor je verantwoordelijkheden weg loopt en het beste wilt voor je meisje. Daar zal de pastoor ook blij mee zijn, net als haar ouders.”
Nu begreep Jozef er helemaal niets meer van en was blij dat de notaris het woord van hem over nam. Deze heeft het even moeilijk, omdat hem is gevraagd om de tekst zo simpel mogelijk te houden en niet te veel in ambtelijke taal te spreken.
“Heden… ahum… vandaag dus… heeft de heer Jan Besten te kennen gegeven om zijn bedrijf over te doen aan zijn meesterknecht Jozef Spijkerman. Om het simpel te houden en niet in de ambtelijke taal te gaan spreken zoals het hier op papier staat... wordt na ondertekening van beide heren beklonken, dat de zaak per direct over wordt gedaan aan de heer Jozef Spijkerman. Mits hij maandelijks een huurbedrag van vijfhonderd gulden betaald aan Jan Besten voor zijn levensonderhoud. Ook blijft Jan Besten op de achtergrond mee draaien tot zijn dood en mag hij gebruik maken van alle faciliteiten op dit bedrijf. Daarmee heeft Jozef Spijkerman zijn baangarantie en mag dan volledig naar eigen inzicht het bedrijf voortzetten.”
Opnieuw krijgen de wangen van Jozef een rode blos, maar nu van opwinding.
“Dat is fantastisch nieuws man”, Jan krijgt spontaan een klap op zijn schouder van blijdschap. Vervolgens geeft hij hem de hand en bedankt voor zijn vertrouwen, wat hij al vanaf het begin in hem heeft gehad. De notaris pakt zijn pen uit de aktetas voor de handtekeningen. De papieren worden vervolgens ondertekend door de heren. Nu is het allemaal officieel. Daarna snelt Jozef naar Maria toe om daar het goede nieuws te brengen.
“Meneer pastoor… eh… meneer Spijkerman is hier voor u.”
Met deze woorden komt de dienstmeid meneer pastoor storen, die bezig is met schrijven van de preek in zijn werkkantoor.
“Oh… eh … goed Mientje. Breng hem maar vast naar de huiskamer en voorzie ons even van een kop koffie.”
Jozef wordt naar de huiskamer gebracht en mag daar op een van de leren stoelen al vast plaats nemen. Meneer pastoor komt er zo aan.
Dit gebeurt dan ook even later, net op hetzelfde moment als de koffie binnen wordt gebracht.
“Bedankt Mientje. Ik wil voorlopig even niet gestoord worden.“
Met een schuin oog kijkt deze nog even naar Jozef, geeft ze een instemmend begrijpend knikje met haar hoofd.
Zwijgend drinken Jozef en de pastoor hun koffie. Daarna neemt de pastoor het woord en begint direct recht door zee.
“Zo jongeman… hoe gaat het nu met jou. Het zal wel een hele verandering zijn nu je vader gaat worden?”
Geholpen door de positieve veranderingen van gisteren, heeft Jozef moed om hem een tegen woord te geven.
“Jazeker, meneer pastoor, een verandering is het zeker. Maar Maria zal een goede man krijgen en het ongeboren kind een goede vader. Het is misschien niet helemaal volgens de regels gegaan. Het kind is verwekt voordat we getrouwd zijn, maar dat komt wel goed. Eerst moet mijn eigen bedrijfje goed gaan draaien en dat kost ook tijd. Maar als het kind eenmaal geboren is, kijken we wel verder om te gaan trouwen.”
“Een eigen bedrijfje… zo zo… toe maar. Dromen zijn mooi jongeman, maar een kind opvoeden kost een hoop tijd, geld en energie.“
“Maar meneer pastoor… het eigen bedrijfje is er al, ook weet u dit nog niet. Voor volgend jaar kerstmis zijn wij samen al getrouwd… dat beloof ik u bij deze.”
“Wanneer is Maria eigenlijk uitgerekend?”
Met deze vraag wil meneer pastoor het waarschijnlijk over een andere boeg gooien. Tenminste dat denkt Jozef. Even opletten dus.
“Ongeveer half januari meneer pastoor.” Antwoordt Jozef naar alle eerlijkheid.
“Zouden jij en Maria in de kerk mee willen spelen in een levende kerststal hier in het dorp? Ik wil namelijk hier in de kerk het kerstfeest eens anders dan traditioneel gaan vieren. Daarvoor ben ik nu al mensen aan het benaderen. Ik zou het zeer op prijs stellen.”
Met een ‘afgesproken en we horen wel weer van elkaar’, gaan Jozef en meneer pastoor na het hele gesprek dan ook uit elkaar.
Enkele maanden later is het dan zo ver. De wens van meneer pastoor is in vervulling gegaan. Veertien dagen voor de kerstviering is de generale repetitie in de kerk. Nog wel zonder de dieren, want het gaat nu om het neerzetten van alle spelers op de goede plek. De teksten moeten daar op het juiste moment uitgesproken worden. Ze gaan beginnen.
Na een lange tocht komen Jozef en Maria aan bij het dorp Bethlehem.
“Kijk” spreekt Jozef tot Maria en wijst naar de verlichte ster. “Daar is de ster die we moeten volgen”. Hierbij krijgt Jozef een warm gevoel van binnen, als hij even aan zijn vriend Jan Besten denkt, die dit gebeuren helaas niet meer mee mag maken. Zo is Jan, voor Jozefs gevoel, er toch een beetje bij. Maar hij moet door met de repetitie.
“Kom vrouw… we moeten een plekje vinden voor de nacht.” En wil naar de herberg lopen.
“Help Jozef… de vliezen zijn gebroken.”
Natuurlijk begrijp je al dat dit niet in de normale tekst staat, dus is de algemene paniek groot. De koster wordt er op uit gestuurd om de dokter te gaan halen, terwijl meneer pastoor de rest van alle spelers mee neemt naar de pastorie. Het is Jozef, die Maria voorzichtig neerlegt op een van de kerkbanken. Hard is de ondergrond, maar het kan even niet anders. Alles beter dan op de koude grond.
Gelukkig kan de dokter snel komen, maar hij moet nog even zijn spullen uit de praktijk pakken. De koster die zijn plicht heeft gedaan, gaat terug naar de pastorie.
Meneer pastoor komt tegelijk met de dokter het kerkgebouw weer binnen, hetzij ieder wel door een andere deur. Beide mannen zijn samen met Jozef, getuige van de geboorte van een gezonde jongen.
“Jezus Christus wat mooi.” Meneer pastoor zucht bij dit wonder en gaat bijna onderuit. Jozef kan hem nog net opvangen en neerzetten op een kerkbank. Dit kerkelijke gebeuren gaat hem even boven zijn machten.
Verder verloopt het vanaf nu allemaal gladjes. Vervoer naar huis wordt geregeld door de dokter. Aangifte van de geboorte bij de burgerlijke stand, wordt door Jozef de volgende dag gedaan. Het dorp pakt al snel het gewone leven weer op, met een nieuwe wereldburger er bij.
Kerstavond. De kerk zit bomvol. Meneer pastoor kijkt nog eens door een kiertje van de deur en is best wel gespannen. Ondanks de zware sneeuwval zijn er toch veel mensen naar de kerk gekomen.
Nu maar hopen dat het kerstspel goed gaat verlopen, zonder dat er nog extra geoefend is.
De bel klingelt en de mis kan beginnen. Meneer pastoor bijgestaan door twee misdienaars, lopen door het middenpad naar voren, het altaar op. Na een buiging naar het beeld van Jezus Christus, loopt meneer pastoor om het altaar heen, waar de microfoon klaar staat. Zo heeft hij goed zicht op de mensenmassa voor hem.
Na het kruisteken en het openingswoord en de preek, is het tijd geworden voor de levende kerststal. Een kleine kudde blatende schapen bijten de spits af achter in de kerk. Ook loopt hier een herder mee, die een stierkalfje vast houd aan de halster. Dat moet vast de os voorstellen.
Een engel daalt daar van de trap af. De trap is van de balustrade, waar zich het kinderkoor bevind en daar hun liederen zingen. De engel spreekt de herders toe.
“Vrees niet herders. De verlosser zal deze nacht geboren worden. Volg de ster en daar zal je hem vinden.”
De herders lopen met hun dieren van achter uit de kerk richting het altaar, waar een verlichtte ster brandt. Daar zijn dranghekken geplaats, zodat de dieren hier tijdens de mis kunnen blijven staan.
Bij dit ongewone aanblik wordt de spanning voor sommige dieren blijkbaar toch te veel. Als er een schaap over de dam is, volgen er meer. Maar het gaat hier nu niet over het spreekwoord zelf, maar over de uitwerpselen, die al snel een penetrante geur veroorzaken. Meneer pastoor ruikt het zelfs op zijn hoge zetel en pakt de microfoon.
“Zou je dit even kunnen opruimen Henk? Zet het dan maar buiten neer.“
Zelfs de koster begrijpt dat dit zo niet verder kan. Even later hoorde je dan ook het geschraap van een schop, die de stront in een opgehaalde kruiwagen schept.
Ondertussen waren Jozef en Maria al ondertussen naar voren toe gelopen, na een seintje van de pastoor. Het spel moet in ieder geval wel door gaan.
“Kom vrouw… we moeten nog een plekje vinden voor de komende nacht.”
“Kijk Jozef… daar is nog een herberg. Misschien is daar nog plek?”
Even later komt Jozef hoofdschuddend door de deuropening weer naar buiten.
“Iedereen wil zich in laten schrijven voor de koning, dus alles is vol. We mogen wel in de stal slapen. Daar staat een kribbe van Spijkerman, gevuld met wat stro.” Jozef kan het niet laten om een beetje reclame voor zichzelf te maken. Er klinkt gegniffel in de kerk bij deze woorden.
Samen zetten ze de ezel bij de andere dieren en leggen hun baby in de kribbe. Daar begon de kleine ineens te krijsen. Het heeft honger. Voor Maria zat er niets anders op, dan de baby met ontblote borst te voeden. Dit tot ergernis van meneer pastoor, die opnieuw zijn kerstspel in de war ziet geraken. Dit staat niet in het script. De herders genieten wel van de verlosser.
Gelukkig duurt dit onderhoudt lang, dus kan de mis weer door gaan.
Meneer pastoor grijpt dit aan om zijn kerstboodschap voor dit jaar uit te dragen. In het bijzonder dat de medemens ook op hun naaste moeten letten, die het soms minder breed hebben.
Nu is het de ezel die met ‘ia’ roet in het eten gooit, alsof hij de boodschap heeft begrepen en de vraag met ‘ja’ beantwoord. Door al het gelach in de kerk blijft het een poosje rumoerig.
Er verschijnen nu zelfs zweetdruppels op het voorhoofd van meneer pastoor. Dit gebeurt maar zelden.
Jozef grijpt nu weer de microfoon en meneer pastoor denkt: ‘Gelukkig, het spel gaat weer verder.’
“Lieve Maria”, zo begint hij en het wordt al rustiger in de kerk. “Ik heb je onbewust zwanger gemaakt, maar heb je lief. Voor zoveel mensen die hier bijeen zijn, voelt het bijna aan alsof we in ondertrouw zijn. Daarom wil ik je vragen… wil je met mij trouwen? Jozef knielt voor haar, hiervoor op zijn rechterknie.
“Ja graag Jozef.” Dat is het antwoordt van de verbaasde Maria. Iemand gaat spontaan staan om te applaudisseren en al snel wordt het een langdurige staande ovatie.
Ontroerd hierdoor komt meneer pastoor op hen toe stappen. Hij feliciteert het jonge paar met het voorgenomen huwelijksplan. Jozef is een man van zijn woord gebleken.
Meneer pastoor neemt de microfoon weer over en zegt tot alle mensen.
“Dit is het meest bizarre kerstmis dat ik ooit heb voorgedragen, maar had het voor geen goud, mirre of wierook willen missen. Met dank aan alle spelers van dit kerstspel. Ga allen in vrede en maak er een mooi kerstfeest van.” Ook nu laat de ezel zich nog een maal horen.
©2012 Martin Wichink.
Kreeg er op de verhalensite een eervolle vermelding voor dit verhaal in de top vijf.
Klik hier om naar boven te gaan.
Reactie plaatsen
Reacties
Hier ben ik ook altijd nog heel trots op. Met heel veel liefde en lol geschreven voor een wedstrijd op de verhalensite destijds. Vandaar de mooie oorkonde aan het eind mogen ontvangen.
allemachies mooi verhaal
Het was voor een wedstrijd geschreven. Maar ben blij dat ik je kon plezieren Ghislaine...
Gewoon zalig hilarisch verhaal. Technisch prima, inhoudelijk verhalend en verrassend einde.
Heb het ook met plezier geschreven Ingrid.
Leuk om je verhaal hier nogmaals tegen te komen, Martin. Ik heb ervan genoten!