De Sint komt later...
Boer Knelis had er zin in. Voor dit tochtje had hij zelfs zijn paard gezadeld en de rit kon beginnen. Het was geen grote rit, maar het paard mocht in de winter ook wel even zijn beweging weer eens hebben. De reis was een paar weilanden verderop. Daar langs liep een wetering met vlak bij de weg een stuw. Vorig jaar had zich daar door de strenge vorst, kruiend ijs voor gedaan. Juist het schurende ijs of eigenlijk het lawaai daar van, hadden Knelis doen kijken wat daar aan de hand was.
Nu had het ook al een paar dagen gevroren, dus wilde Knelis even kijken of het water al bevroren was. Max, de herdershond ging mee zoals het wel vaker het geval was.
Het zonnetje scheen lekker en Knelis genoot van de rit.
Bij het laatste weiland aan gekomen hield Knelis even in. Wat was dat? Een vreemd paard bij hem in de wei? Zelfs Max merkte eerst zijn aarzeling en zag dan ook het vreemde paard. Een grommend geluid kwam dan uit zijn keel, terwijl de oren werden gespitst en de nekharen overeind kwamen.
“Hier bliem Max.”
Stapvoets ging het dan ook verder. Het vreemde paard bleef dan ook rustig staan. Nu zag Knelis dat het een schimmel was en vastgebonden zat. Ongeveer op tien meter afstand stapte hij dan ook van zijn eigen paard af en ging rustig op de schimmel af. Deze was nat op de rug, dus had zware arbeid verricht en dat al zo vroeg in de morgen. Dan hoorde Knelis Max blaffen en grommen. Achter de schimmel moest dus nog meer zijn.
In de wetering lagen meerdere roeibootjes, verbonden met een lang touw. In de voorste zaten twee mannen, verkleumd tot op het bot. Ze reageerden niet op het aanspreken van hem. Ook al zag hij nu voor het eerst een zwarte man, toch moest die ook geholpen worden.
“Max… haal Johan de knecht en laat hem de jutterswaagn met nemmen. NU!!!
De hond rende in een streep naar huis toe. Ruim een kwartier later kwam Johan met de jutterswagen aan rijden.
“Wat is der toch aan de hand Knelis? De hond kwam mie roepen en trok aan de dissel van de jutterswaagn , doordeur wis ik dat ik den met most nemmen.”
“Nou Johan, wat hier an de haand is, weet ik ok nog nie. Mar det goat wie gauw uut zuuken. Wie brengt disse kjals eerst noar de delle toe, dan kunt zie un bettie opwarmen. Zie oademt allebeide nog, dus un dokter is nog nie neudig. Doarnoa haalt wie de rest weh op.” Hierbij wees Knelis naar de vol gepakte bootjes.
“En leg ze weh op un peerdedekken, aans heb wie met die iespeeggels an zien boord nog kaans op heujbroei.”
Op de deel werden de beide mannen in het hooi op een paardendeken gelegd door Johan. Door de warmte van de koeien werden de heren langzaam opgewarmd. Johan hield hen in de gaten, je weet het maar nooit met die vreemden. Knelis haalde ondertussen de pakjes uit de boten en stapelde deze op.
Ongeveer een uur na de laatste rit, was het de man met de witte baard die het eerste bij kennis kwam.
“Wie bin ie?” Johan kon zijn ongeduld na het lange wachten niet bewaren.
“Rustig an Johan. Ziej dan niet dat den kjal an ut biekommen is?”
Knelis voorzag de man van een glaasje water. Daar knapte hij zienderogen van op. Nu kon Knelis zich ook niet meer inhouden en vroeg het recht op de man af.
“Wie bin ie en wat möss ie op oons laand?”
“Ik ben Sint Nicolaas, beter bekend als de bisschop van Mira. Dat is mijn knecht Pedro en dat is de wegwijspiet. We waren op weg met mijn paard Americo, om de kinderen in Haarle voor het eerst te voorzien van een cadeau in hun schoen. Met de stoomboot kon ik daar niet komen en achteraf was het met de roeiboten hier komen ook niet zo’n goed idee.”
Knelis knikte instemmend, maar het jutten zat hem ook in het bloed.
“Die booten kuj weh af schrieven. Die bint kats kapot deur het ies.” Dat is mooi hout voor de komende winter, dacht hij hierbij. Maar sprak hij dit niet hardop uit.
“Ie kunt hier weh un paar dagen blieven um an te starken, mar dan muj weh etten wat de pot schaft.” Nu was het de beurt van de Sint om hier mee in te stemmen. Ondertussen was Pedro ook bij kennis gekomen.
Vijf dagen duurde het om weer helemaal op te knappen. Dit kwam zeker door de goede zorgen. Maar wat wil je ook als je snert, bloedworst, bakleverworst, balkenbrij en kaantjes op het menu hebt staan. In Haarle weten ze wel wat lekker eten is.
Zo brak de dag aan, dat Knelis, Johan, Sint Nicolaas en de Pedro met twee wagens vol pakjes terug reden naar Raalte toe, waar de stoomboot van de goedheiligman nog steeds lag. De daar aanwezige pieten waren ze dan ook opgelucht dat alles weer op zijn pootjes terecht was gekomen. Uit voorzorg hadden de pieten al de kerstman ingeschakeld, want de kinderen uit Haarle hadden sinds dit jaar recht op een cadeau in hun schoen. In het ergste geval had de Kerstman dan uitkomst kunnen bieden en deze dan rond kunnen brengen, voordat de boot weer naar Spanje zou vertrekken. Nu werden de cadeaus overgepakt op andere platte wagens en weggebracht door de zwarte pieten. Sinterklaas en de Kerstman hielden een onderonsje met wat bisschopswijn. Het werd een latertje.
Er verstrijken enkele weken, als de postkoets aan komt bij de boerderij van Knelis en daar stopt. Samen met Johan is hij op de deel bezig om het hout van de boten tot kachelhout te zagen, zodat deze goed kunnen drogen. De koetsier stapt van de koets en loopt er omheen. Daar knoopt hij een pakketje los van het bagagerek, die daar aan de achterkant zit. Knelis en Johan lopen Nieuwsgierig naar hem toe, want dit is geen dagelijkse kost.
“Een pakketje voor boer Knelis van Dam.”
“Det ben ik” , antwoord Knelis hier op, terwijl hij zijn achternaam al heel lang niet meer heeft gehoord. Zoveel volk komt er nu ook niet over de vloer. Hij heeft in ieder geval niks besteld.
“Van wie is det en woar kumpe vandan?” , dat is de vraag die er gelijk achteraan komt.
“Het komt uit Spanje en de naam is Sint Nicolaas. U kent wel hooggeplaatste mensen Knelis, want dit pakketje hier is zelfs verzegeld. Kijk maar, de zegel is nog intact.” De koetsier wijst hem waar de zegel zit.
“Veel geluk er mee, want ik ga snel weer verder. Heb namelijk nog meer te doen. Een fijne dag samen.” In een vloeiende beweging die ervaring verraad, stap de koetsier op zijn stoel.
“Bedankt en ieje ok un goeje dag.” Knelis en Johan zwaaien de koetsier uit.
Als even later het pakket met verenigde krachten op de deel is gezet, wordt de kist geopend. Er zitten overalls, overhemden en wat boerengereedschap als een riek en schoppen in. Ook zit er een kleine zak in met bruine geurende bolletjes. Om de beurt ruiken Knelis en Johan er aan.
“Wat det van brokken bint?” Johan haalt zijn schouders er bij op. Dit soort heeft hij nog nooit gezien.
“Geef ze mar an de varkens. Die vret toch alles.” Knelis lost het simpel op, want iets weggooien gebeurt maar zelden.
© Martin Wichink 2012.
Klik hier om naar boven te gaan.
Reactie plaatsen
Reacties
Sinterklaas feest en kerst blijven nu eenmaal inspireren.
leuk verhaal
Dit zou de eerste inzending zijn voor de wedstrijd, maar heb toch een ander geschreven.
Hallo Martin, wat een leuk verhaal! Heb me prima vermaakt!
Groetjes uit de Kempen!