Het gebeurde lang geleden op het slot Middachten. Waar aan de waterkant een meisje zat te wachten. Dik in tranen huilde ze daar stilletjes aan de rand van de gracht.
Het was midden in de nacht. Plots verscheen er een mannelijke engel. Het was er een uit Doesburg en hij heette Bengel.
“Wat schelt der aan mien deerntie. Ie bint best weh verdrietug, ak ut zo goed zie.” Het meisje keek hem even verschrikt aan, maar beantwoordde de vraag heel spontaan.
“Hier op het slot gebeurd nooit iets spannends en is het er altijd zo stil. Het wordt eens tijd voor een verzetje of feestje, dat is wat ik wil.”
“Kom met mie met na Doesburg, want doar ist feest. Ie kriegt alleen spiet, aj doar nog nooit bint e’weest. Maak oe ma em helemoal mooi kloar en zet un mooj kreuntie in oen hoar.” In het dialect sprak hij haar toe. Dat ging hem het gemakkelijkste af en hoe.
In no time gingen ze samen op pad. Naar het prachtige versierde centrum van deze vestingstad. Uitgesneden pompoenen met brandende kaarsjes er in deden dit feest sprookjesachtig aan.
Bij de zaal van restaurant de liefde zagen ze overal verkleedde mensen staan.
“Wil ie hier ok wat drinken of etten. Tis oen feest, dus ie mag ut wetten.” Even later zaten ze samen daar aan tafel en proefden daar de gezellige sfeer.
Dat gaf ook de saamhorigheid hier in de stad goed weer. Iedereen was vrolijk en blij, maar zo tegen de ochtendgloren is het feest hier weer voorbij.
Snel en vliegensvlug, bracht Bengel zijn meisje weer naar huis terug. Bij de gracht aan de waterkant, pakte hij haar nog even bij de hand.
“Wat ik oe nog wöl geem det is een kus. Oen feesie is veurbie, wat wut ut dus?” Hoopvol keek hij hierbij aan. Toen ze op keek zag hij in de ooghoek weer een traan. Zijn duim veegde deze weg en hij vroeg zacht: “ik heb nog gin antwoord, dus ik wacht.”
Het meisje bedankte hem en gaf spontaan op zijn lippen een dikke zoen. Ook Bengel ging nu los en kon er niks aan doen. Bij heldere hemel en volle maan, raakte deze verkering vol aan.
Maar de eerste zonnestralen, kwamen Bengel op halen. Zo plots als hij was verschenen, was Bengel nu ineens verdwenen.
Als je nu voorbij rijdt bij het prachtige slot Middachten, Je ziet ’s avonds of ’s nachts een meisje bij de gracht ziet wachten. En het is volle maan, dan kan het zomaar zijn heel spontaan. Dat je Bengel ziet in het blauwe licht, die zijn lichaam spookachtig verlicht.
Daarom lief lezende mensen, Halloween is soms een sprookje vol wensen. Vier het samen met groot en klein, zodat het een feestje voor iedereen mag zijn. Leef samen feestelijk lang en gelukkig, zeg ik nu tot besluit. Hiermee is mijn geschreven sprookje uit.
Reactie plaatsen
Reacties